publicatie in Faro Magazine: van verdrag naar praktijk, september 2021
Cultureel erfgoed is het gevolg van bewegingen van mensen en het voortbouwen op elkaars ideeën. Hoe krijg je verborgen stemmen en verhalen op tafel? Een mentaliteit van ruimte geven, loslaten en vertrouwen helpt.
Klokkenmakers Mustafa Saeed en Jan-Bert van Laren aan het werk in The Hands of Time in de Voorburgse Herenstraat.
In de Voorburgse Herenstraat ontmoet een Syrische klokkenmaker zijn Nederlandse evenknie in klokkenwinkel The Hands of Time. Hoewel de man nog geen woord Nederlands spreekt krijgt hij, als blijk van vertrouwen in zijn vakmanschap, ter reparatie een Sallander-klok mee. De Voorburgse klokkenmaker blijkt al een jaar op zoek te zijn naar een collega; de Syriër komt als geroepen. De ontmoeting is het begin van een beweging die de oude geschiedenis van de stad blootlegt en nieuwe betekenis geeft.
Talent centraal
Aan de basis van ruimte geven aan alle stemmen in de samenleving staat experiment. Durven loslaten zonder dat je weet wat de uitkomst is. Er lopen mensen van ver door onze steden en dorpen, maar de nieuwe burgers vinden er niet automatisch hun weg. Stel nu dat we deze mensen benaderen als professionals en hun talenten centraal stellen in plaats van hun vluchtverhaal? Zouden vakgenoten elkaar kunnen vinden in de passie voor hun professie? Met dit experiment probeert De Stadscoalitie nieuwe betekenis aan een plek te geven. De Stadscoalitie gebruikt daarvoor een methodiek die talenten en netwerken ontsluiten en bouwt aan coalities, waarbij het welbevinden van burgers en de leefbaarheid in wijken en steden groeit.
De Voorburgse Herenstraat is een straat waarin het erfgoed tastbaar is. Historische gebouwen uit de 17de eeuw, oude klinkers en een bakkerspand waar men al sinds 1612 brood bakt. Die cultuurhistorische waarde komt eens te meer tot leven als mensen zich bewust worden van wie hier liepen in vroeger tijden. Tweeduizend jaar geleden doopte Keizer Hadrianus de nederzetting Forum Hadriani – de markt van Hadrianus. Een volksfeest brak uit, de stad werd heringericht en onderdeel van het Romeinse Rijk. De Romeinse Limes zijn in 2019 voorgedragen als UNESCO Werelderfgoed, met Voorburg als een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen.
Meerdere perspectieven
Overal waar erfgoed ontstaat, speelt migratie een rol. Maar het cultuurhistorische verleden zit verstopt en is alleen zichtbaar voor wie de tekenen in de Voorburgse straat kan lezen. De nieuwe migranten zijn er nauwelijks zichtbaar. Verhalen worden echter completer als mensen er vanuit meerdere perspectieven aan bijdragen; zo krijgt erfgoed nieuwe betekenis. Door terug te kijken in de geschiedenis van Voorburg ontdek je brede samenwerking, uitvindingen en innovaties. Het verhaal van de stad kan een verdieping krijgen waardoor iedereen een plek heeft en zich thuis voelt.
Bij toeval komt een Romeins verhaal naar boven waaruit blijkt dat er een tijd was waarin de Syriërs in hetzelfde rijk woonden als de Voorburgenaren. Dit wordt verpersoonlijkt door generaal Corbulo. Deze Romeinse bevelhebber gaf zijn manschappen de opdracht in de omgeving van Voorburg een kanaal te graven. Later werd Corbulo overgeplaatst naar Damascus en daar benoemd tot gouverneur van Syrië. Voorburg en Damascus staan allebei op de Peutingerkaart. De Middeleeuwse kopie van deze Romeinse reiskaart brengt het gehele Romeinse rijk in beeld en is een visualisatie van de handelsroute in die tijd. Dit gegeven zit verborgen in het DNA van de stad en biedt aanknopingspunten in het nu.
Musicus Amer Shanati en schrijver Rodaan Al Galidi in Huize Swaensteyn tijdens de pop-up Bazaar Voorburg.
Voortbouwen op ideeën
Voorburg is een stad van migratie; tweeduizend jaar geleden, maar ook in de tijd van Huygens. In de 17de eeuw vluchtten mensen vanuit Portugal en Frankrijk naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Een van hen was Descartes, die geregeld bij Huygens over de vloer kwam. In de Huygens Apotheek woonde van 1668 tot 1670 Baruch de Spinoza, de beroemde Nederlandse filosoof van Portugees-Joodse komaf. Juist door de vrijheid van denken, mede dankzij de komst van gevluchte kunstenaars én de expansie van de handel, kwamen de kunst en wetenschap tot bloei.
Cultureel erfgoed is het gevolg van de bewegingen van mensen en het voortbouwen op elkaars ideeën. De verschillende stemmen in de stad weerklinken in deze tijd in een vakgerichte samenwerking. Drumschool Voorburg leidt met een Syrische percussionist de openingsoptocht. In Wijnhuys Huygens schenken ze Afghaanse wijnen, in de Kunstuitleen vind je Syrische kunst. De archeologische werkgroep ontwerpt een kinderspeurtocht met wetenswaardigheden en uitvindingen van grote denkers door de eeuwen heen, zoals de vader van de optica, Ibn Al Haytham uit Irak, die in de 11de eeuw zijn ‘Boek der Optiek’ schreef. De Romeinse kaart staat levensgroot op markante plekken. Bijvoorbeeld bij Museum Huygens Hofwijck, waar Christiaan Huygens in 1656 het slingeruurwerk uitvond en zíjn boek schreef over optica. De klokkenwinkel demonstreert daar het slingeruurwerk. En ook bij Museum Swaensteyn waar workshops Arabische kalligrafie zijn en een film draait over ‘de oudste recepten van de wereld’. Op de stoep bereidt een Syrische chef-kok een van deze recepten uit de Mesopotamische tijd. De laatste kaart staat bij het oudste pand in Voorburg: Huize Swaensteyn. Speciaal voor het festival gaan de deuren open. Er zijn optredens van schrijvers, dichters en muzikanten uit alle windstreken. Bezoekers zijn welkom, zonder kaartje.
Ander verhaal
Wat kunnen we leren van dit Voorburgse praktijkvoorbeeld? De ontmoeting tussen de klokkenmakers in The Hands of Time legt de kiem voor een ander verhaal van de stad en haar bewoners. Het creëert ontmoetingen tussen vak- en stadgenoten die elkaar normaliter niet tegenkomen. Met de pop-up bazaars ontwikkelt De Stadscoalitie culturele festivals op diverse locaties, dit biedt ruimte voor experiment. Lokale ondernemers vinden nieuw talent en ook de musea omarmen de beweging die hun exposities tot leven brengt. Cultureel erfgoed vormt de rode draad. Ambachten, welzijn én cultuur komen samen. Er zijn ook aarzelende, tegenwerkende krachten. Die hebben te maken met de onbekendheid met de ander en het andere. Door ontmoeting en gesprek tijdens ‘Raad en Daad diners’ groeit het vertrouwen. Vaste ingrediënten zijn muziek, poëzie, verhalen en samen eten. Door ieder zijn eigen rol en bijdrage te geven ontstaat samenwerking en plezier. Gedurende de vier jaar dat De Stadscoalitie actief is in Voorburg hebben bestuurders, wethouders en beleidsmakers van verschillende domeinen een prominente rol. Om voorwaarden te scheppen, maar ook als spreker. Burgemeester Tigelaar, die ook de Romeinse erfgoedtafels voorzit, spreekt over het belang van ‘je thuis voelen’: “Omdat mensen zich verbonden willen weten met de omgeving waar ze wonen, waar ze terecht zijn gekomen en vanuit die verbondenheid iets willen opbouwen.”
Inclusieve ontmoetingen
Voorburg kun je vervangen door iedere andere stad. Het erfgoed blijkt een ideale entourage voor nieuwe verbindingen. Het nodigt uit en dan ontstaan spontaan nieuwe ontmoetingen. ‘De stad is de plek waar je alles vindt waar je niet naar op zoek was’, zei de Amerikaanse socioloog Richard Sennett, die zelf opgroeide in de getto’s van Chicago. De stad wordt een stimulerende plek wanneer je oude en nieuwe stemmen samenbrengt, juist dan ontstaan er nieuwe verbindingen en samenhang. Zo ontdekken mensen elkaar, voelen eigenaarschap en zien ze dat ze iets kunnen bijdragen dat onze samenleving hard nodig heeft. Juist in een tijd van spanningen, blijkt de cultuurhistorische invalshoek kansrijk en een goede basis voor inclusieve ontmoetingen.
Een echt duurzame verankering ontstaat door domeinoverstijgend denken en handelen, door het uitzetten van lange tijdslijnen en structureel draagvlak, onafhankelijk van verkiezingen. Het is aan bestuurders om de ziel van erfgoed te blijven eren met het telkens opnieuw uitdragen van een verhaal waarin iedereen zich thuis voelt.
Miniserie Helawat al-Ruh: De schoonheid van de ziel (De afgeplakte mond zie je vaker in het Arabische drama als symbool van onderdrukking)
Gepubliceerd via Het Grote Midden Oosten Platform dd. 20 april 2021
Vóór de revolutie in 2011 vormde Syrisch televisie-entertainment een bloeiende bedrijfstak. Aanvankelijk daalde het aantal series dramatisch vanwege de oorlog, het geweld, de verwoestingen en de uittocht van belangrijke figuren uit de soap- en dramawereld. De komst van vrije kanalen leidde echter weer tot een exponentiele groei van nieuwe series. Maar niet alleen dat: hoewel de Syriërs over de hele wereld verspreid zijn, zorgen die series ervoor dat er online een hechte gemeenschap ontstaat, tegen alle verwachtingen in. In haar recente boek ‘Mediating the uprising – Narratives of Gender and Marriage in Syrian Television’ doet onderzoekster Rebecca Joubin deze ontwikkeling uit de doeken. Een interview.
Het draait allemaal om liefdesverhalen. Joubin, die een leerstoel Arabische studies aan het Davidson College in North Carolina bekleedt, woonde vanaf 2002 in Syrië en richtte er een galerie op. Al-Jisr (De Brug) was een plek waar kunstenaars, musici en intellectuelen vrijelijk bijeenkwamen en discussieerden over cultuur en politiek. Joubin leidde de galerie samen met haar in 2008 overleden echtgenoot Monkith Sa‘id, ook in Nederland een bekend kunstenaar en beeldhouwer.
Na zijn overlijden pendelde Joubin tussen Syrië en de Verenigde Staten en voltooide haar onderzoek. Haar koffers zaten volgepropt met honderden DVD’s om alle miniseries (musalsalat) te kunnen volgen. Op het vliegveld werd haar altijd om uitleg gevraagd. Zodra ze aan de douaniers vertelde dat ze dol was op liefdesverhalen ontspon zich een geanimeerd gesprek over beroemde acteurs en favoriete dramaseries. Daarna kon ze zonder problemen doorlopen.
Rebecca Joubin
Televisiedrama biedt hoop en houdt Syrië en misschien wel het hele Midden Oosten bijeen. Eind december 2020 overleed Hatem Ali, een van de meest populaire dramaregisseurs in de Arabische wereld. Zijn dood bracht Syriërs van alle achtergronden, etniciteiten, kleur en maatschappelijke afkomst samen om te rouwen over dit grote Syrische én culturele verlies. ‘Dit is sinds 2011 niet voorgekomen,’ reageert soapschrijfster Araa Al Jaramani.
Geen wonder: iedereen kijkt en bespreekt de laatste series, er is discussie online, in koffiehuizen en tijdens bijeenkomsten van intellectuelen. Joubin analyseert niet alleen het erfgoed van het Syrische drama in tijden van catastrofe, maar nodigt lezers uit in gesprek te gaan over de urgentie van deze populaire kunstvorm. Drama biedt een menselijk perspectief in de oorlog, geeft diverse standpunten en stemmen weer en is het kloppende hart van de Arabische samenleving.
Politiek van liefde Joubin onderzoekt de Syrische miniseries al vele jaren. Kijken naar series is een nationaal tijdverdrijf en een belangrijk ritueel gedurende de ramadan, met elke dag miljoenen kijkers. De makers van Syrisch drama zijn meesters in scenarioschrijven, regisseren, acteren, muziek en mise-en scène. Heel wat anders dan de oppervlakkige verhaallijnen van ‘Goede Tijden, Slechte Tijden’. Zo zijn de miniseries uit het oude Damascus vooral populair omdat ze zich afspelen op echte historische plekken en verhalen vertellen uit voorbije tijden. De authenticiteit van deze series en de natuurlijke manier van filmen krijgen veel lof.
‘Vóór de opstanden werden deze series gezien als een metafoor die de Baath partij via de Franse Koloniale Mandaatsperiode op een indirecte manier zou bekritiseren,’ aldus Joubin.’ Toen de opstanden begonnen gaven mensen miniseries zoals Bab al-Hara (‘Kijk in de Wijk’) zelfs de schuld van het ontstaan ervan. Deze series waren in 2011 zo populair dat in heel Damascus tissuedozen met Bab al-Hara te koop waren en toeristen en masse de nagebouwde filmset bezochten. In de loop der tijd veranderden de series van standpunt. Geen kritiek meer op de Baath-partij maar op westerse samenzweringen tegen Syrië. Toen de opstanden begonnen, was de reactie van mensen dat het allemaal kwam door Amerika, Israël, Frankrijk en Europa. De dialoog veranderde. De kritiek op het regime loopt nu via Westerse samenzweringen. De grootste zorg blijft het door oorlog verscheurde Syrië.’
Joubins onderzoek documenteert drama vanaf de jaren zestig. Haar eerdere boek ‘The Politics of Love’ is een weerslag van meer dan 250 miniseries, persverslagen, Facebookdiscussies en uitgebreide interviews met beroemde makers zoals de Vader van het Syrische Drama, Haitham Haqqi, maar ook anderen, zoals Mamduh Adwan, Najib Nseir, Inas Haqqi en Colette Bahna. Een uitgebreide groep schrijvers, regisseurs en acteurs deelde verhalen van de oudere generatie die inzicht geven in de geschiedenis van het Syrische televisiedrama.
Regisseur Haitham Haqqi (brildragend) op de set van de Zijden Markt, Khan al-Harir
Storytelling Het is geen wonder dat Syrisch televisiedrama zo levendig is. Damascus heeft een eeuwenoude traditie van verhalen vertellen waar de verteller, de hakawati, zijn publiek betovert en meevoert. Een van de oudste verhalenhuizen in Damascus, Nawfura, bestaat al sinds de 17e eeuw. In de orale traditie is drama het belangrijkste ingrediënt. Joubin ziet drama niet alleen als visuele literatuur, maar richt zich ook op het kunstzinnige aspect ervan.
Ze legt uit: ‘In drama komen alle kunstvormen samen, dat maakt het zo krachtig. Dat de Syriërs hier meesters in zijn is geen toeval. In de jaren zestig werden politieke partijen verbannen, waardoor veel activisten voor de televisie gingen werken. Veel scenario’s en scripts worden dan ook geschreven door romanschrijvers, dichters en journalisten die geschiedenis omzetten in kunst. Los van de artistieke waarde van de miniseries zijn ze er niet alleen op gericht mensen te vermaken, maar juist ook om officiële verhaallijnen te ontmantelen. De dramaseries vormen een arena waarin postkoloniale Syrische cultuur en artistiek talent tot uitdrukking komen in een strijd om visies op het verleden, het heden en de toekomst van Syrië.’
De relatie tussen dramamakers en het autoritaire regime is volgens haar complex. ‘In tegenstelling tot films vallen televisieproducties niet onder directe staatscontrole. Toch zijn veel particuliere productiebedrijven, grotere en kleinere, via een achterdeur verbonden met de staat. Het is algemeen bekend dat de dramaseries geld witwassen van corrupte ambtenaren. Het regime kiest doelbewust mensen uit met een dubieuze status om op die manier macht over hen uit te oefenen. Insiders weten dat veel productiebedrijven na de Arabische Lente werden opgeheven omdat zij hun geld overboekten naar buitenlandse rekeningen.’
Meesters in framing Mensen vragen zich af hoe het mogelijk is dat de familie Assad nog steeds aan de macht is. Joubin: ‘Zij beheerst de kunst van framen door angst te creëren, en door middel van verdeel-en-heers. Deze tactiek houdt de Assads in het zadel. Het begon onder Hafez- al-Assad, in zijn hoedanigheid van ‘verhalenverteller’. De staat gebruikt cultuur om legitimiteit te verwerven. Hafez beweerde een culturele revolutie te steunen om zo het vertrouwen van de intellectuelen te winnen. Zijn zoon Bashar ontmoet regelmatig kunstenaars, dwingt vriendschappen af en is nog actiever op dit vlak dan zijn vader.’
Een goed voorbeeld van framing is het woord ‘opstand’, zegt ze. ‘Gedurende de afgelopen tien jaar heeft het regime het woord ‘opstand’ consequent genegeerd en vervangen door het meer neutrale woord ‘crisis’, azmeh. De meerjarige sketchkomedie Schijnwerper, Buq‘at Daw’, bespotte dit in de aflevering: ‘De historicus van de crisis’. In deze korte sketch zien we Nasser Adib, een historicus in een smetteloos wit pak tijdens een interview op televisie. Hij legt uit dat het zijn plicht is om de ‘crisis’ te verslaan. Later wordt hij keer op keer opgewacht en onder druk gezet door agenten van de geheime dienst maar ook door zakenvrouwen en -mannen. Ieder dringt hem haar of zijn perspectief op de ‘crisis’ op. Als kijker voel je de spanningsopbouw, de constante dreiging en angst voor mishandeling. Als metafoor voor de verschillende frames krijgt de historicus telkens mappen in verschillende kleuren overhandigd, in groen, rood of blauw. De historicus raakt uiteindelijk verlamd door angst. Hij kiest voor de vrijheid van het leven als straatventer, verkoopt snoep en loopt op twee verschillende slippers.’
‘Still’ uit Buq‘at Daw’, Schijnwerper, Ramadan 2017 Aflevering: De historicus van de crisis (acteur: Ayman Rida).
Olifant in de kamer Wat is de samenhang tussen dramamakers en het regime? Is dit de olifant in de kamer?
‘Het fascineert me hoe het mogelijk is dat veel productiebedrijven indirect geaffilieerd zijn met het regime en tegelijkertijd toch in staat zijn om zeer kritisch werk te maken. De staat geeft ruimte voor harde kritiek en politieke scherts. Tegelijkertijd creëert diezelfde staat een relatie met de makers door het verlenen van privileges die het fundament van het politieke systeem veiligstellen en ervoor zorgen dat niemand te rijk kan worden. Denk aan cadeaus zoals huizen, auto’s of kleinere diensten zoals militaire vrijstellingen of de kans om je kinderen in het buitenland te laten studeren. Degenen die openlijk kritiek durven te uiten worden vaak gezien als heimelijke aanhangers van de regering.
‘Het is niet alleen een kwestie van cadeaus en privileges, het komt vooral door de onvoorspelbare tactiek van verdeel-en-heers. Het verlenen van gunsten aan de een maar niet aan anderen om dan op een onverwacht moment toe te slaan en de rekening te vereffenen. Dit creëert strijd tussen kunstenaars onderling en dat is precies de bedoeling. Het systeem van netwerken, patronage en coöptatie druppelt door in alle lagen van de samenleving. Drama is een van de branches waaruit blijkt hoe de infiltratie van corruptie werkt. Het fenomeen corruptie is overigens vaak onderwerp van de miniseries. Hierin zie je acteurs die proberen te overleven in wereld vol morele verdorvenheid, ongelijkheid en privileges.’
De bekende, inmiddels overleden scenarioschrijver Mamduh Adwan bevestigt dit spanningsveld. Hij beklaagde zich erover dat ‘intellectuelen worden gedwongen om te onderhandelen tussen hun behoefte aan veiligheid en het verlangen naar creatieve rebellie. Alleen door het afzwakken van een werk vindt een kunstenaar zelfregulering binnen de bureaucratische conventies van het regime.’
Grijs – Ramadi Hoe werkt de Syrische geest als het gaat om kleur bekennen?
‘De kleur grijs, ramadi, verwijst naar mensen die neutraal zijn en weigeren om een politiek standpunt in te nemen. Ook deze kleur, dit gegeven, wordt door dramamakers vastgelegd. Drama schenkt je een stuk van de maatschappij, een stuk cultuur. Syrisch drama kan je niet in een categorie plaatsen. Scenarioschrijvers gaan op een verschillende manier met de druk om. Er zijn er die nostalgisch werk maken om de realiteit te vergeten. Sommigen geven het standpunt van de oppositie weer terwijl anderen verhalen maken over liefde of het huwelijk, zonder politiek statement. Er zijn regisseurs die veel verder gaan in hun kritiek, die metaforen en symbolen gebruiken om dingen aan de kaak te stellen. Het is makkelijker om kritisch te zijn wanneer je scenario’s schrijft in het buitenland. Filmregisseur Inas Haqqi maakt bijvoorbeeld een internetshow: Under 35. Dit is het eerste ongecensureerde Syrische platform dat jonge mensen de kans geeft om zich te uiten buiten de Syrische landsgrenzen. We kunnen niet generaliseren. Soms lukt het ook kritische series in Syrië te filmen maar het kan niet worden ontkend dat het moeilijker is fondsen te werven voor series die politiek kritisch zijn.’
Rode lijn en fluisterstrategie ‘Dramaseries lenen zich bij uitstek voor het versturen van indirecte boodschappen. Tegelijk heeft het regime een onzichtbare rode lijn getrokken. Niemand weet precies wanneer iemand daarover heen stapt en plotsklaps in de kerkers van het regime ‘verdwijnt’. Dit maakt dat er weinig politiek-culturele artikelen over Syrisch drama in de media verschijnen. Hierdoor beweren mediaspecialisten buiten Syrië dat dramamakers deel uitmaken van de ‘fluisterstrategie’. Het regime fluistert, intellectuelen praten erover, enzovoort. De verhalen van dramamakers zijn er volgens deze duiders vooral op gericht om een dragelijke dialoog met het Assad-regime te bewerkstelligen.’
De Syriërs zijn zich bewust van hun eigen demonen. Dit biedt een opening in de diepte van hun ziel.
Joubin is het met deze uitleg fundamenteel oneens. ‘Makers zijn beschouwend en zijn de eersten om te praten over de continue strijd tegen medeplichtigheid. Ze erkennen deze verleidingen. Vanuit westerse optiek moeten we vermijden om drama in categorieën te plaatsen, aangezien iedere maker een andere manier heeft om met de huidige realiteit om te gaan. Waarom zouden we generaliseren en de autonomie van deze intellectuelen ter discussie stellen in een poging het regime in diskrediet te brengen?’Joubin richt haar aandacht liever op de makers zelf.
Woorden als zwaarden ‘Het regime heeft altijd geprobeerd om verdeeldheid te zaaien tussen intellectuelen, ook door het narratief van angst voor machtsovername door fundamentalisten. De makers die in Syrië zijn achtergebleven laten hun politieke mening niet altijd blijken. Sommigen menen dat de ware revolutie in de kunst zit, zonder directe politieke deelname. Er zijn kunstenaars die zich nooit ergens over hebben uitgesproken, en toch worden ze vermist, terwijl anderen kritische miniseries kunnen maken. In hun ogen zijn woorden als zwaarden, een manier om de moorden, vernietiging, spionage, corruptie en hypocrisie van het regime aan de orde te stellen. Een goed voorbeeld is de miniserie Helawat Al Ruh (‘De schoonheid van de ziel’), van regisseur Rafi Wahbi. Hierin legt hij de belangrijke slogan vast die het begin van de vreedzame opstanden tegen het regime inluidde, de slogan die de Syriërs de hele wereld in stuurden. Wahed, wahed, al Sh‘ab al Suri Wahed: Een, een, het Syrische volk is een.’
Ontluchting – tanfis Er zijn mensen die beweren dat politiek-ritische series zijn toegestaan vanwege tanfis, ‘ontluchting’. Volgens Joubin komt dit idee uit de Syrische cultuur zelf en is het niet uitgevonden door westerse academici. ‘Er gebeurt niets in de Syrische cultuur zonder dat het op een of andere manier terugkomt in drama. Er zijn heel wat series die de draak steken met het idee van tanfis: een metafoor waarin het regime dramamakers toestaat om kritiek te leveren zodat de druk op het systeem afneemt en een revolutie wordt voorkomen. Dit frame is inmiddels achterhaald met de komst van de revolutie en de vrije mediakanalen.’
Pan-Arabisch Joubin signaleert een pan-Arabische ontwikkeling waarin de Syrische makers voorop lopen. ‘Syrische scenarioschrijvers zijn vaak toonaangevend in de dramawereld in het Midden-Oosten. Dit komt omdat ze in veel gevallen zowel kunnen schrijven als acteren en regisseren. De pan-Arabische ontwikkeling ontstaat vaak door de Syrische inventiviteit en manifesteert zich bijvoorbeeld in nieuwe series waarin acteurs uit verschillende Arabische landen voorkomen en ieder in hun eigen dialect spreken in een denkbeeldige wereld. Syrische acteurs spelen seizoenen lang in populaire Egyptische producties. Ook is er een bloeiende samenwerking en coproductie tussen Libanese en Syrische makers. De Libanezen brengen het geld in en de Syriërs geven hun kennis door, de onderlinge competitie groeit en de Libanezen maken meer en meer eigen werk. De Syrische makers zijn beroemd om hun vermogen remedies voor maatschappelijke kwalen te vinden en weten die te vertalen in excellent drama. Tussen de regels door lezen is een kunst die iedere Syriër verstaat.’
Al Nadam (Spijt, 2016, geschreven door Hassan Sami Yusuf, regie door Laith Hajjo)
Toekomst Hoe zullen mensen over twintig jaar terugkijken op deze tijd ?
‘Voor de opstanden werden huwelijks- en liefdesmetaforen gebruikt om indirect kritiek te leveren op het regime. De onderwerpen die nu aan de orde komen zijn complexer, vanuit meer perspectieven. Neem de rol van de vader: hij is niet alleen financieel en ethisch hoeder van de familie, en beschermer van de maagdelijkheid van zijn dochters, maar ook iemand die emotioneel aanwezig is. Makers hopen over twintig jaar een idee te krijgen wat er vanuit verschillende invalshoeken is gebeurd. Sommige schrijvers zijn gericht op het behoud van erfgoed en het creëren van een collectief geheugen voor de toekomst. De soapseries bieden een vorm van zelfreflectie en een netwerk dat Syriërs over de hele wereld bijeen brengt.
‘Ik heb geleerd dat de series voor elk wat wils bieden. Dit schept weer een levendige gemeenschap. In het westen wordt de Syrische cultuur te vaak gegeneraliseerd, alsof zij monolithisch is. ‘Alle vrouwen worden onderdrukt.’ Als je met een veroordelend frame kijkt, mis je veel. De Syriërs zijn zich bewust van hun eigen demonen. Dit biedt een opening in de diepte van hun ziel. Ze vragen zich constant af: Wie zijn we? Wat is onze erfenis? De overlevingsstrategie onder makers getuigt van een enorme creativiteit die haar vorm vindt in bloeiende kunst.’
Regiodeals maken miljoenen beschikbaar om te investeren in ‘aandachtswijken’. De vraag is alleen hoe zorg je dat die investeringen het leven van bewoners echt verbeteren? Wat zou er gebeuren als we die miljoenen met name zouden investeren in de bewoners?
De afgelopen maanden verschijnen opnieuw onderzoeken en vele artikelen over ‘achterstands-‘ of ‘kwetsbare’ wijken. Vijftien burgemeesters roepen het kabinet op te werken aan een actieplan. Eenzaamheid, depressie en werkeloosheid. De kloof tussen de ‘have’ en de ‘have not’s’ wordt almaar groter. Yuppenparadijzen, cocktail drinkende burgers in dure pakken aan de ene kant en groeiende rijen burgers bij voedselbanken en kringloopwinkels aan de andere.
Wanneer wijken op de agenda staan worden de bulldozers vaak al besteld, er wordt druk gelobbyd voor allerlei plannen en dure vernieuwing. Maar wat als we dit keer eens zouden investeren in de bewoners? ‘De werkelijke rijkdom van een natie is gelegen in haar bevolking,’ zei de Pakistaanse econoom Mahbub ul Haq ooit. Hoe zorgen we dat iedereen een leven kan opbouwen in overeenstemming met menselijke waardigheid? Hoe ontsluiten we ieders talent?
Uit een recent onderzoek van Circusvis blijkt dat de veerkracht in de regio Haaglanden opvallend groot is in vergelijking tot andere wijken. Veerkracht staat voor de mate waarin een buurt in staat is een toename van kwetsbare bewoners op te vangen. In Moerwijk kom je er al snel achter dat bewoners actief betrokken zijn bij hun leefomgeving. Je raakt er spontaan in gesprek met jong en oud, die nieuwsgierig zijn naar wat je er komt brengen. In vergelijking met een in zichzelf gekeerde villawijk een verademing, een heuse krachtwijk.
Het is natuurlijk mooi wanneer bewoners veerkrachtig zijn en zelf problemen oplossen. Maar al te veel geloof in de zelfredzaamheid is misplaatst. Zeker, informele netwerken maakten afgelopen jaar overuren, burgers in de krachtwijken hielden de zaak vrijwillig draaiend terwijl beleidsmedewerkers ver weg thuis betaald achter de zoom zaten. Wie start bij de wens de positie van bewoners te verbeteren moet ze vooral toegang tot het systeem gunnen. Alleen hoe beklim je een ladder waarvan de onderste sporten structureel ontbreken? De ‘armoedeval’ houdt mensen in de bijstand. En bewoners raken niet in staat financieel voor zichzelf te zorgen en zitten veelal gevangen in vrijwilligheid.
De afgelopen jaren voerden we een actie-onderzoek uit waaruit telkens dezelfde dynamieken van ongelijkheid naar voren komen. Professionals worden betaald ingehuurd en wijkbewoners moeten ‘geactiveerd’ worden, terwijl ze zelf heel goed weten wat er in de wijk speelt en nodig is. Gemeente Den Haag heeft hiervoor zelfs weloverwogen beleid. Er mogen van aangevraagde subsidies geen vrijwilligersvergoedingen worden uitgekeerd aan de bewoners in de wijk. De allerarmsten moeten ‘vrijwillig’ meedoen terwijl ze de kennis bezitten waar anderen die niet in de wijk wonen aan verdienen. Zo gaat het geld telkens rond in dezelfde zakken van advies- en onderzoeksbureaus.
Wat is er wel nodig? Het begint allemaal met ontmoeten. Willen we elkaar weer ontdekken dan hebben we spontane ontmoetingen nodig die de basis leggen voor een gesprek van mens tot mens, voor urgente samenwerking.
Daarnaast gaat het over mogelijkheden scheppen. Mogelijkheden die uitgaan van gelijkwaardigheid en inzicht geven in wat je kan betekenen voor elkaar. Gek genoeg hebben we nog nooit iemand ontmoet die niets kon of niets wilde. De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum reikt een contratheorie aan die ons nieuwe richting kan geven. Haar ‘capability’ benadering gaat uit van kansen, levenskwaliteit, fundamentele sociale rechtvaardigheid en keuzevrijheid. Niet verworven ‘capabilities’ zijn vaak het gevolg van discriminatie of ongelijkheid.
Hoe maken we die onderste sporten van de ladder? Stel bewoners in staat als eigenaar onderdeel uit te maken van het betaalde systeem. Investeer in talent en bijvoorbeeld in het landelijke netwerk van professionele sleutelpersonen die als dienende leiders al decennia lang wijk en stad veelal vrijwillig versterken. Overheden en gemeenten maken gretig gebruik van hun diensten vaak zonder fatsoenlijke betaling. Draai dit om. Stel sleutelpersonen in staat financieel voor zichzelf te zorgen en communiceer hiermee naar de gemeenschappen erachter een boodschap van gelijkheid, erkenning en waardering.
We horen telkens weer dat de ‘menselijke maat’ terug moet komen. Daar is niets abstracts aan. Het is iets waar we allemaal iedere dag opnieuw vorm aan kunnen geven. Door elkaar te ontmoeten, over en weer te bevragen vanuit nieuwsgierigheid in de wetenschap dat ieder iets kan en wil betekenen. Laten we elkaars inzet over en weer waarderen, ook financieel. Voor wat, hoort wat.
Ontmoetingen in de stad Foto: Esseline van de Sande
De stad leeft
Zomerse gelatenheid maakt plaats. Getik van de tijd overstemt, Door snelheid, vaart, beweging. Meeuwen schreeuwen, sirenes. De stad wakker gekust.
Fietsers haasten zich, over straten en lanen. Grote rugzakken op kleine ruggen, vol verwachting. Een fonkelnieuwe fiets, onderweg naar onbekende verten. De toekomst lonkt.
Blikken vol bravoure, of zoekend, onzeker. Bessen kleuren rood. Middenstand leidt drukte in banen. Volle trottoirs. Weerzien met vrienden. Kinderstemmen, hand in hand over de zebra. Klaar? Over!
De stad ademt, tot leven gewekt. Een wandeling met hond, tram, bus, mondkapje. Samen over straat. Adem in, adem uit. Het ritme van de stad versnelt.
Een zweem van hoop, Onder grijze lucht. Boekenpakketten onder snelbinders, Maagdelijke kennis raast door de stad. Beweging doet leven. Een nieuw schooljaar ontwaakt.
16 maart 16u Plein Den haag Voordracht gedicht Code Rood in drie talen vlnr. Noor Alattar, Esseline van de Sande en Balout Khazraei
Bovenstaand gedicht maakte deel uit van het Lopend Vuur van MiGreat door Nederland voorafgaand aan de Verkiezingen 2021. Onze stemmen temidden van de torens van de macht een gedicht in vele talen dankzij Hamed Ahmadi, Bader Atem en Ishmail Kamara.
De prachtige stem van Balout, haar magische muziek en de zachte klanken in Farsi raakten hart en ziel, haar klanken beroerden zodat we ons konden verbinden met de pijnlijke waarheid, we zijn verantwoordelijk. Onze stemmen waaiden tot in de verre uithoeken van het Plein voor de deur van 2e kamer. Noor, woonde twee jaar in Lesbos, wekte in het Arabisch de moordende cadans van bureaucratie en zwijgen tot leven.
‘Affirm what you are doing.’ Once and for all this motto is more important in times of ontological insecurity- who are you and where do you belong? A time during which we are all in search of meaning, look for ways to contribute, re-connecting to our destiny. ICORN PEN’s theme and movement of Writing the Future offers a sanctuary. A sanctuary for the future that is already here, growing, breathing an atmosphere of solidarity and curiosity, creating more happy and healthy cities and citizens all over the world. The courage to experiment lies at the heart of this movement.
Last week ICORN PEN international festival Writing the Future took place online from Berlin. A gathering of a growing network of more than seventy fearless cities all over the world who are united in offering a shelter to writers, artist and poets. Cities from Berlin, Krakaw to New Mexico, from Pennsylvania to Rotterdam. A digital celebration of artistic freedom, spaces of freedom and international solidarity.
Story House Belvédère- Verhalenhuis Belvédère, contributed during the program with a three dimensional walking presentation touching several layers of the House of Stories during which a team of dedicated filmers, photographers and technicians tried to capture a glimpse of it’s spirit. Starting at the attic, once home to Wally Elenbaas (1871), artist and activist and his Jewish wife Esther Hartog (1905), photographer. During the Second World War Wally and Esther were hiding from the German occupier themselves and also gave shelter to many Jewish children of other people, who were in need of protection. A time during which the windows of the house were nailed shut. Wally and Esther were living at the attic of what is now Story House Belvédère.
Esseline van de Sande reading at the attic of Story House Belvédère Photo: Joop Reijngoud Filmers: Cindy & Siu
Their spirit of resistance connects past, present and future. Story House Belvédère became member of the ICORN PEN international network of shelter cities since december 2016. The first writer in residence living at the attic was Adnan Aloada (1975), scenario writer and poet from Racqqa, Syria. Adnan, a man who loves theater, introduced the idea called: Al Rewaq, a breathing space to exchange art, poetry, music, film and stories connecting people from all over the world. The whole world lives in Rotterdam. Until now more than 26 Al Rewaq gatherings have taken place in Rotterdam, but also in Leeuwarden and in Voorburg and earlier on in Dubai.
Photo: Joop Reijngoud
Nowadays Hamed Ahmadi (1982) and his wife Mojde Radankoupaei live at the attic. Hamed is the second writer in residence, also a poet and journalist from Teheran, Iran. For Hamed Story House Belvédère is a safe space, a sanctuary. “A place where only me and the words can be. A place where Viginia Woolf dreamt of, room for your self. Or Maybe, a home to the world.” Hamed has embraced the heritage of renown Dutch philosopher Erasmus who’s motto was: ‘The whole world is my homeland.’ Hamed and Mojde have visited the library in Rotterdam and have been able to see the famous book of Erasmus ‘In Praise of Folly’.
On the occasion of ICORN PEN Hamed created a special film ‘Songs of Babel’, a short movie with poetry. Hamed is currently applying for Dutch residence therefore he wasn’t able to join the festival. In an interview beforehand he explained: “Tower of Babel is a mythical metaphor of a place where all people speak the same language.” Hamed is longing for this place, how the songs and images of this world connect us. “Fearless cities are places like the tower of Babel, places where we share a common language, the language of peace and freedom.”
We walk down from the attic descending one floor towards the former living room of Wally and Esther. The walls are filled with the colourful artwork of Wally. Here we meet spoken word artist, writer, poet and Rotterdam city guide Ishmail Kamara (1989) from Mambolo Chiefdom, Sierra Leone. Rotterdam is his muze, where he has found his passion as spoken word artist. ‘A hundred Golden Horses journey to the promised land’ is his recent book after his work of poetry ‘Smile’, perhaps a reference to his spirit to embrace the positive.
Door to the living room of Wally & Esther Photo: Joop Reijngoud
Ishmail got to know Story House Belvédère by coincidence, as it happens discovering treasures. During one of his lessons in the Dutch language his teacher introduced him to the Story House. “I found space and was offered a stage to tell and share my story. Adnan Alaoda inspired me to wake up as a poet and writer during the Al Rewaq programs. I realise my voice and have many stories to share with the world.” Ishmail’s inviting and warm voice recites his new poem about Kathmandu, an oath to the city.
Ishmail Kamara at the chaise longue of Wally & Esther. Photo: Joop Reijngoud
OUR VOICES Dedicated to Kathmandu by Ishmail Kamara
Voices from the mountain top will echo and manifest and strive and impact our world with positivity.
Never shall we weep again for the darker days are over
Light of fortune will rise and shine and light up the mountain top till the valley and restore our spirituality
The clear blue sky is not only blue It represents our strength and brings us hope
On hope, we shall hang on like a rope which will remain firm till we shout, Salvation! Yes! Salvation is here at the mountain top
and is here to stay.
Our voices will be free. Our values will be restored. Our dreams will come true.
The echo of our voice will shed a little tear of joy We shall keep on calling from the mountain top, till all our calls are answered.
Hope resonates in the former living room of Wally and Esther, it merges with the spirit of Ishmail and Kathmandu. While the sounds of the poem linger on in our hearts and minds, we walk downstairs to the heart of the Story House, where Faten Kiwan, sociologist from Sweida, Syria, prepares a wonderful meal in the Peoples Kitchen. The smell of spices waters our mouths and the clatter of kitchenware is music to our ears.
We meet the famous city poet Jana Beranová (1932) originally from Plzeň, Czechoslovakia living in Rotterdam since the fifties. Jana has always been inspired as a writer to work together with artists. These are the instruments to transformation and solidarity. She co-started a foundation ‘Printing in the Marge’ and translated all the books of Milan Kundera, opening the world for him in the Netherlands.
Since 1975, Jana has also been working in close collaboration with Amnesty International. One of her famous lines is: ‘If nobody, listens to nobody, instead of words, people fall’. Wally Elenbaas was also one of her friends, who used to send her New Years wishes. Jana donated her gas stove to warm the former living room of Wally, so visitors in the Story House are kept warm in times of cold. In this way everything is connected.
Jana Beranová explaining about her sanctuary for the future Photo: Joop Reijngoud
Jana recites one of her poems from the past, reminding us of how precious freedom is. The poem refers to a bridge, richly decorated with statues, in Czechoslovakia that used to be the only sanctuary where people could speak freely to one another. The flowing water under the bridge would hide their conversations. She recites her poem guiding us to the river and Charles Bridge behind the iron curtain:
Charles Bridge
The dam murmurs day and night in the shell of the city.
And people drink. Mouths cling greedily to the glasses, hands wipe foam from the table. A forefinger digs a trench.
Walls prick up their ears, and in tough times even the pedestals under the statues. People pass and the dam murmurs.
How many locked words bubble on the bottom?
Jana Beranová
We also speak about her ‘Sanctuary for the Future.’ Jana has decided in her will that her house will be a future space for a writer to come home. She named Story House Belvédère in her will, as after her death she will grant her house to become a future ‘ICORN’ residence for writers in need of shelter.
“I looked at my home and realised that I could offer it to someone who needs it in the future when I am gone. I have also been a refugee, so I know how it is to find a safe place, a home where you find safety and a space where you feel you are able to work. I never expected all the attention my plan got in the news.” She hopes to inspire others to do the same, throwing the first stone of generosity in the water. We need sanctuaries for the future. The future is already here.
The production crew in the heart of Story House The Peoples Kitchen 25th February 2021. Photo: Joop Reijngoud
We conclude in a collective gathering during which we speak about the importance of solidarity and Ishmail inspires us all to seek and unlock the spirit of Happy Fools in our selves.
HAPPY FOOLS by Ishmail Kamara
Soldiers are ordained to defend and conquer
Judges are ordained to judge between truth and lies
Birds are ordained to fly
But
Politicians are ordained to go out there and feed from the fools
It doesn’t really matter as long as they make us a bunch of happy fools
Thank you for a wonderful inspiring afternoon: Jana Beranová, Ishmail Kamara, Hamed Ahmadi, Linda Malherbe, Chris de Jongh, Myriam Eijgenraam, Joop Reijngoud, Faten Kiwan, Majed Sarai Edin, Raed, Cindy & Siu.
Ervaring als vrijwilliger werkt nieuwe Nederlanders bij sollicitaties juist tégen.
Gepubliceerd in de Volkskrant 4 januari 2021 door Razan Damlakhi & Esseline van de Sande
Je vrijwillig inzetten voor de samenleving is een groot goed in Nederland. Van nieuwkomers wordt dat ook verwacht. Maar hen betalen, zou veel beter zijn. Nederland is wereldwijd koploper in vrijwilligerswerk. Wat wordt vergeten is dat vrijwilligheid ongelijkheid in de hand werkt en vele getalenteerde personen aan het lijntje houdt. Vooral nieuwe Nederlanders worden uitgesloten door onze cultuur van vrijwilligheid.
Nederland is terecht trots op zijn vrijwilligers. Jarenlang onbetaald vrijwilligerswerk is vaak de solide basis van van een voordracht voor een stadsprijs of een koninklijk lintje. Er wordt wel gezegd dat vrijwilligers het cement van onze samenleving vormen. Het CBS berekende over 2017 dat bijna de helft van de Nederlanders boven de 15 jaar zich minimaal één keer per jaar vrijwillig inzet.
Uit onderzoek blijkt dat het helpen van anderen je gezonder, vrolijker en relaxter maakt. Geen wonder dat aan het begin van de corona pandemie het aantal vrijwilligers bij het Rode Kruis in een paar dagen groeide met twintigduizend mensen. Vrijwilligerswerk levert ook wat op: je leert nieuwe mensen kennen, je bouwt een netwerk op, je vijzelt je cv op en voelt je van nut.
Maar wie zijn eigenlijk die vrijwilligers? We denken vaak aan gepensioneerden of aan hen die de vrijwillige rol uitvoeren naast een betaalde baan. Maar er is ook een andere groep vrijwilligers: nieuwe Nederlanders die zelf iets terug willen doen voor de samenleving of die vanwege de Participatiewet worden gevraagd om als vrijwilliger te werken ter behoud van hun uitkering. Voor hen heeft vrijwilligheid een geheel andere betekenis.
De Participatiewet vraagt nieuwe Nederlanders een ‘leer-werktraject’ te volgen om iets terug te doen voor de maatschappij, liefst betaald maar tenminste als vrijwilliger. De cynische praktijk is dat in veel gevallen na het eerste traject, het volgende volgt onder het motto: ‘Je moet je taal beslist nog verder verbeteren en de Nederlandse werkcultuur beter leren kennen.’ Dit gijzelt mensen jarenlang in vrijwilligheid zonder perspectief op een duurzaam betaalde baan. 77% van deze groep ontvangt bijstand.
SLEUTELPERSONEN
Onder de noemer ‘sleutelpersonen’- ervaringsdeskundigen die zelf gevlucht zijn en die in hun land van herkomst veelal als zorgprofessional werkten- worden nieuwe Nederlanders getraind en veelal onbetaald ingezet door o.a. de GGD, of Vluchtelingenwerk en Pharos. Die organisaties loven deze vrijwillige experts in glanzende folders voor hun cruciale werk als voorlichter, bemiddelaar, verkenner en adviseur. De sleutelpersonen weten precies hoe ze de doelgroepen cultureel moeten benaderen en spreken de taal. Hun werk zorgt voor sociale cohesie en verbinding rond kwesties als inburgering, welzijn, zorg en radicalisering. In tijden van corona gaan zij de wijk in en helpen bij het beschermen van de volksgezondheid. Maar in Nederland vrijwilligersland is een betaalde baan voor deze professionals eerder uitzondering dan regel.
Zo vertellen diverse sleutelpersonen dat als ze solliciteren op betaalde relevante functies bij de overheid of het bedrijfsleven ze juist worden afgewezen op grond van hun vrijwilligerswerk. “Ik zie dat je vooral als vrijwilliger hebt gewerkt, daar heb je geen diploma voor nodig… echte experts doen dergelijk werk niet onbetaald.” Je zou verwachten dat opgedane relevante vaardigheden in het voordeel van de sleutelpersoon werken. Niets is minder waar. Een betaalde functie blijft onbereikbaar. Dit maakt mensen radeloos en het zet ze gevangen als tweederangsburgers. Overigens is een mentaliteitsverandering van twee kanten nodig. Zolang sleutelpersonen hun urgente werk gratis en voor niets blijven uitvoeren, ondermijnt dit de marktpositie van alle sleutelpersonen en blijft de cyclus van uitbuiting in stand.
Toch klopt de titel sleutelpersoon aangezien deze experts– naast hun vrijwillige werkzaamheden voor de gezondheidsorganisaties – te pas en onpas door overheden worden benaderd. Nieuwe wetten en regels leveren extra werk op. Denk aan de nieuwe Donorwet. Een sleutelpersoon legt op maat uit hoe deze wet in elkaar zit waardoor het begrip groeit en nieuwe burgers zich als donor registreren. De sleutelpersoon wordt gratis ingezet en levert de noodzakelijke dienst waartoe de betaalde professional niet toe in staat is.
ONDERZOEKSMATERIAAL
Ook universiteiten en onderzoeksinstanties gaan niet vrijuit. Nieuwe Nederlanders worden eindeloos bevraagd om uit te vinden wat er werkt, wat er misgaat en wat ervan te leren valt. Maar gratis meewerken aan onderzoek is opnieuw een vorm van uitbuiting en mensen voelen zich, terecht gebruikt als onderzoeksmateriaal. Het ene na het andere rapport verschijnt vol bruikbare conclusies, maar de armoede blijft in stand en de mensen haken steeds verder af, terwijl de samenleving snakt naar hun bijdrage.
Het participatiesysteem is een manier om mensen klein te houden. Onder het mom van vrijwilligheid ontnemen we getalenteerde mensen de kans om voor zichzelf te zorgen. Het alternatief ligt voor de hand. Kijk naar talent en expertise. Handel vanuit wederkerigheid, signaleer ongelijkheid en betaal mensen voor hun werk. Een inclusieve werkvloer brengt bovendien innovatie en leidt tot een gezondere, welvarender samenleving.